Natuur vandaag | Vlinderdata van twee natuurobservatiesystemen gecombineerd: een geslaagde pilot

NO en SNL Monitor

Dit zijn de twee belangrijkste pijlers van natuurmonitoring Nee (Netwerk voor milieumonitoring en SNLAan het kijken (Monitoring in het kader van het Steunsysteem Natuur en Landschap). NEM wil rekening houden met soortentrends op regionaal en nationaal niveau. Anderzijds beoogt SNL-monitoring eens in de zes jaar de verspreiding van soorten in natuurgebieden in kaart te brengen om de verkregen subsidies voor natuurbeheer te berekenen. Beide systemen werken tot nu toe naast elkaar, omdat ze een ander doel dienen en afhankelijk zijn van verschillende methoden. Maar dit versterkt elkaar niet, wat jammer is.
Zou het niet mogelijk zijn om meer informatie uit de SNL-waarnemingen te halen als we deze combineren met de NEM-resultaten? Om dit te onderzoeken hebben Bosgroep Midden Nederland en De Vlinderstichting in opdracht van Provincie Gelderland een pilot vlinderdata uitgevoerd.

Grote schommelingen in het aantal insecten

We kunnen de verspreidingsgegevens die eens in de zes jaar worden verzameld tijdens SNL-monitoring in natuurreservaten niet eenvoudig gebruiken om te tellen welke soorten groeien of afnemen. Dit geldt met name voor waarnemingen van vlinders, libellen en sprinkhanen, de insectenpopulaties die deel uitmaken van SNL-monitoring. Insectenpopulaties vertonen grote schommelingen van jaar tot jaar als gevolg van weersomstandigheden en andere (vaak onbekende) variabelen. Vlindersoorten komen bijvoorbeeld in een natuurgebied in het eerste jaar drie keer zo vaak voor als in jaar 7, terwijl de gemiddelde trend over een langere periode negatief is, of andersom. Dit betekent dat een vergelijking tussen het waargenomen aantal vlinders voor deze soort in jaar 1 en jaar 7 kan leiden tot onjuiste conclusies over populatieontwikkeling in het gebied. Daarom zijn de resultaten van SNL-monitoring niet geschikt om direct stijgingen of dalingen van insectensoorten te identificeren, terwijl deze informatie nuttig zal zijn voor het evalueren van de effectiviteit van het beheer van de geïmplementeerde natuur. Aan de andere kant is de informatie uit de NEM-meetnetten net onvoldoende voor de beheerder, omdat het hem of haar geen beeld geeft van de verspreiding binnen zijn natuurgebied. In deze gids zijn beide methoden gecombineerd voor vlinders, zodat we meer informatie uit de gegevens kunnen halen.

READ  Vanavond: Online Poker Series #2

de piloot

Het Gortelgebied is geselecteerd als onderzoeksgebied en maakt deel uit van de Kroondomein Het Loo dat voornamelijk bestaat uit droge heide en bos en waar relatief veel verschillende vlindersoorten voorkomen. In dit Veluwse Natuurgebied zijn in zowel 2013 als 2019 vlinders in kaart gebracht volgens de SNL-methode.
Als eerste stap werden nauwkeurige vliegtijdgegevens van het NEM Butterfly Monitoring Network (waar wekelijkse tellingen worden uitgevoerd over 1.000 tracks) gebruikt om het aantal getelde vlinders tijdens SNL-inventarissen te schatten. Het resultaat is een schatting van elke vlindersoort die per 250 x 250 meter zou zijn geteld als het hele gebied wekelijks zou zijn onderzocht. Door dit voor 2013 en 2019 te doen, konden we achterhalen welke soorten toenamen of afnamen in Gortel.
Als tweede stap zijn deze resultaten vergeleken met trends per soort in het vlindermeetnet voor zandgronden in Midden- en Oost-Nederland. Hieruit volgt welke soorten het beter, slechter of rond en in de Gortelstreek deden. Dit is relevante informatie voor de beheerder, omdat hij of zij daarmee onderscheid kan maken tussen gebiedsspecifieke interpretaties (zoals geïmplementeerd natuurbeheer) en regiooverstijgende interpretaties (zoals klimaatverandering of verzuring door stikstofdepositie). In het eerste geval heeft de manager meer actiemogelijkheden dan in het tweede geval.

Woodland Fritillary en Rising als voorbeeld

Bos is de meest bijzondere vlindersoort in Gortel en staat op de Rode Lijst als bedreigd. Het is dus belangrijk voor zowel de opdrachtgever als de provincie om te weten hoe de soort in Gortel werkt. Bosonkruid werd vaker waargenomen tijdens SNL-mapping 2013 (137 waarnemingen en 187 monsters) dan in 2019 (34 waarnemingen en 36 monsters). Dit is een zorgwekkende ontwikkeling, maar als we de trend in Gortel vergelijken met de trend naar inheemse zandgrond uit NEM, blijkt de gecultiveerde houtvlinder in Gurtel niet slechter te zijn dan elders. Er is dus waarschijnlijk een kritieke transregionale oorzaak van de achteruitgang, die waarschijnlijk niet alleen door de andere regering in Gortel kan worden opgelost. Dit varieert om te beginnen: SNL-monitoringsresultaten laten een grotere toename in aantallen zien ten opzichte van de populatieontwikkeling voor zandgronden als geheel. De omstandigheden van deze soort in Gortel bleken bovengemiddeld te zijn en de administratie werd goed uitgevoerd. Dit is ook te verklaren vanuit de managementgeschiedenis. In Gortel zijn de afgelopen jaren verschillende paden aangelegd tussen heide, door bosverschuivingen om te toveren tot heide. Dit resulteerde in veel geleidelijke overgangen van bos naar onkruid, met veel bessen in de struiken. Dit zijn ideale omstandigheden voor de beginner.

READ  Hoe kijk je vanavond naar Bruins-Lightning Game 1?

Aantal ontwikkelende parelmotten en rookiebossen voor het gebied

Mogelijkheden voor een bredere toepassing

Door de SNL- en NEM-resultaten te combineren is aangetoond dat het mogelijk is om te bepalen hoe vlinderpopulaties zich ontwikkelden in een natuurgebied en hoe deze ontwikkelingen zich verhouden tot veranderingen op groter niveau. Dit helpt om de effectiviteit van natuurbeheer te evalueren en indien nodig bij te sturen. In principe kunnen we deze methode toepassen op alle natuurgebieden waar SNL vlinderonderzoeken twee of meer keer zijn uitgevoerd.
Vlinders zijn echter niet de enige insectengroep die onder SNL wordt gecontroleerd. Ook libellen en sprinkhanen worden in de voorraad opgenomen, afhankelijk van het type beheer. Voor libellen is een vergelijkbare aanpak denkbaar, omdat er ook een NEM-meetnet voor een soortgroep is dat als referentiekader kan dienen. Het Dragonfly Monitor Network heeft een minder goede landelijke dekking dan het Butterfly Monitor Network, en tellingen komen minder vaak voor bij telmethoden. Maar op nationaal niveau zijn de indicatoren voor de meeste soorten sterk genoeg. Er is geen meetraster voor het tellen van sprinkhanen, maar er zijn indexberekeningen op basis van het aantal hokken van 1 x 1 km waarin de soort is geïdentificeerd. We kunnen die indexen mogelijk gebruiken om de resultaten van SNL-mapping beter te interpreteren.

Het rapport “Experimenteel Model Combinatie SNL en NEM Data Vlinders voor Natuurkwaliteitscontrole” kan worden gedownload uit het bestand Forest Collections Website (pdf; 1,72 MB).

Tekst: Jaap Bowman en Tim Termat, Bosclusters En Chris Van Sway, De vlinderstichting
Foto’s: Tim Termat (Feature: Junior); Janet Hook

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *